Член на военните сили на самообявената Луганска народна република помага на танк да се паркира след изтеглянето му от фронтовата линия до Луганск . REUTERS/Alexander Ermochenko (Atlantic Council)
Een lid van de zelfbenoemde Volksrepubliek Luhansk (LNR) helpt een tank te parkeren na het verder terugtrekken van de frontlijn buiten Loehansk. Oekraïne, 3 oktober 2015. REUTERS/Alexander Ermochenko (Atlantic Council)

Als iemand verslag had gedaan van “door Duitsland gesteunde troepen” in het door de nazi’s bezette Frankrijk of van “pro-Sovjettroepen” tijdens de Praagse Lente, dan zou dat zijn afgedaan als ofwel hopeloos slecht geïnformeerd ofwel vreselijk onoprecht. Terwijl er natuurlijk in beide gevallen lokale collaborateurs waren en comfortabele eufemismen, was er geen enkele twijfel over wie nu werkelijk de controle had over de gang van zaken.

Deze nuchtere benadering lijkt verloren zijn te als het gaat om Oekraïne, waar de internationale media een sleutelrol hebben gespeeld in het creëren van een dubbelzinnigheid die het Rusland heeft mogelijk gemaakt zijn ‘hybride’ oorlog te laten slagen.

Waarom zijn de media zo voorzichtig geweest over de rol van Rusland in het conflict? Het ligt niet aan het gebrek aan bewijs. De Russische betrokkenheid is sinds de eerste dagen van de gevechten in Oost-Oekraïne meer dan overtuigend aangetoond. Bijna alle aanvankelijke leiders van de twee afvallige Oekraïense regio’s Donetsk en Loehansk waren Russische burgers. Internationale journalisten zelf hebben konvooien gezien vol met Russische wapens die de grens overstaken en Russische officieren geïnterviewd in het conflictgebied, terwijl zelfs pro-Kremlinverslaggevers in Oekraïne per ongeluk beelden uitzonden van legermateriaal dat allen het Russische leger heeft.

Online speurneuzen hebben overweldigend bewijs gevonden van grensoverschrijdende artillerieaanvallen op Oekraïense posities, terwijl selfies van Russische militairen op sociale media hun inzet in Oekraïne aantoonden. Er zijn voorbeelden van complete Russische eenheden die diep in de Oekraïense oorlogszone gevangen zijn genomen en waarmee het Kremlin heeft afgerekend door ze simpelweg te ‘onteigenen’ en met anderen door te beweren dat ze gewoon ‘verdwaald’ waren.

Aan het incident met de MH17 kan een heel eigen hoofdstuk worden gewijd: geavanceerde luchtafweersystemen worden niet aan de andere kant van de grens ingezet en in conflictgebieden geïsoleerd achtergelaten.

Dan is er de kwestie van de Russische “vrijwilligers” en “vakantiegangers”, een bont gezelschap van Russisch militair personeel dat samen met legerveteranen, huurlingen, extreemrechtse fanatiekelingen en crimineel uitschot opereert. Kopstukken van deze vechtjassen hebben hun totaalaantal herhaaldelijk geschat op vijftigduizend – een idioot aantal, als je bedenkt hoe de Russische rebellencommandant Igor ‘Strelkov’ Girkin op het toppunt van de strijd in mei 2014 toegaf dat hij had moeten knokken om duizend inwoners van de Donbas te rekruteren.

Wat opdoemt, is een plaatje van een gefabriceerde opstand, geïnspireerd door Kremlinfunctionarissen, bewapend door het Russische leger, bemand door hoofdzakelijk Russische strijders en geleid vanuit Moskou.

Niettemin gaan de meeste internationale nieuwsmedia door met het zich indekken tegen miskleunen. Velen hebben het over “pro-Russische troepen”, ondanks de overbodigheid van dat soort termen als het over burgers van Rusland gaat. Zwaargewichten als de BBC en het Canadese CBC erkennen de Russische factor, maar blijven tegelijkertijd praten over de “Oekraïense burgeroorlog”.

Er zijn talloze redenen waarom de media zo onzijdig zijn geweest in hun woordkeuze. Een sleutelelement is de door hen gevoelde verplichting tot objectiviteit die de Westerse journalisten kenmerkt (althans, in theorie). Deze toewijding het “verhaal van beide kanten” te belichten, is door het Kremlin meesterlijk uitgebuit. Moskou is erin geslaagd de journalistieke feitelijkheid te verschuiven door te eisen dat zijn eigen boodschappen ook in de verslaggeving werden ingesloten. Een klassiek voorbeeld hiervan was het afdoen van de Oekraïense volksopstand tegen een autoritair regime als een door de CIA geleide fascistische staatsgreep.

Wanneer je wordt geconfronteerd met zulke ongekend verschillende versies, kan er ook geen zinvolle balans zijn. In plaats daarvan kunnen journalisten zich of een eigen oordeel vellen of strikt neutraal blijven. De overgrote meerderheid heeft voor het laatste gekozen. Het tegenovergestelde zou namelijk betekenen: de ethische kernverplichtingen van de journalistiek loslaten. Maar nu, door het vermijden van nuchtere conclusies, hebben ze het Kremlin een dienst van onschatbare waarde bewezen.

De internationale media hebben ook aan de andere kant steken laten vallen. Ruslands ontkenningen van de betrokkenheid bij de oorlog vereisen geen verdere uitleg, maar Oekraïne moet eveneens een flink deel van de verantwoordelijkheid accepteren. Kiev heeft geweigerd officieel de staat van oorlog uit te roepen en heeft ervoor gekozen het conflict af te schilderen als een antiterroristische operatie. Hiervoor kun je een aantal wettelijke en strategische argumenten noemen, niet in de laatste plaats de wens om de internationale financieringskanalen open te houden en tegelijkertijd het Kremlin iedere mogelijkheid te onthouden om een volledige militaire invasie te beginnen. Op die manier heeft de Oekraïense regering zelfs meer verwarring veroorzaakt.

De redenen voor de terughoudendheid aan de kant van de internationale politieke leiders zijn moeilijker te doorgronden. Sommigen hebben openlijk gesproken over Russische militaire agressie, terwijl anderen veiligheid hebben gezocht in algemene termen als “Russische betrokkenheid”, daarbij alle kanten oproepend de vijandigheden te staken. Misschien hopen ze de Russische exit-opties open te houden en een volledige militaire confrontatie met het Kremlin te voorkomen.

Toch kunnen we niet zeggen dat er geen progressie is geweest. In de eerste dagen van de oorlog kozen veel media ervoor het gevecht af te schilderen als een exclusief, intern Oekraïense aangelegenheid, waarbij ze termen gebruikten als “Oekraïense rebellen” en “anti-Kiev-separatisten”. Deze benamingen zijn geleidelijk aan vervangen door “door Rusland gesteunde troepen” en “pro-Russische troepen”. Het Amerikaanse ministerie van buitenlandse zaken heeft geprobeerd deze ontwikkeling een stap verder te stimuleren door in de lente van 2015 de term “gecombineerde Russisch-separatistische troepen” te introduceren. Maar deze technisch nauwkeurige omschrijving heeft de perceptie bij de media niet kunnen veranderen. Ze roept meer vragen op dan dat ze beantwoordt: verleent Rusland louter militaire adviseurs? Wat zijn de getalsverhoudingen binnen deze gecombineerde troepen? Waarnemers van buiten zouden de conclusie kunnen trekken dat de Russische betrokkenheid compleet doorslaggevend is.

In het licht van de Russische “hybride” benadering van het internationale conflict heeft de internationale gemeenschap duidelijk een nieuw vocabulaire nodig. Het concept van Russische hybride oorlogsvoering is de afgelopen 2,5 jaar mainstream geworden, maar moet nu nog worden vertaald in een ondubbelzinnige terminologie die helder moet kunnen aangeven wat Rusland in Oost-Oekraïne doet. Een nieuwe manier om de militaire eenheden in de Donbas te beschrijven zou “hybride Russische troepen” kunnen zijn. Dit zou de algehele Russische verantwoordelijkheid voorop stellen, terwijl het tegelijkertijd erkent dat de troepen in kwestie een gemengde combinatie zijn en verschillen van conventionele legertroepen. Hetzelfde geldt voor wat afwisselend de “Oekraïense crisis” of het “Oekraïense conflict” wordt genoemd. Preciezer omschreven zou “Russische hybride oorlog” zijn.

Lang is beweerd dat de pen machtiger is dan het zwaard en dit is nooit meer waar geweest dan in het informatietijdperk waarin we leven. Het kan nu helpen het tij te keren door terminologie te gebruiken die duidelijk de realiteit aangeeft achter het bloedvergieten.

Door Peter Dickinson, Atlantic Council

Peter Dickinson is publicist van het Business Ukraine magazine en Lviv Today en redacteur van de Odessa Review. Ook was hij hoofdredacteur van Ukraine Today en What’s on Kyiv.